De feiten die aanleiding gaven tot het vonnis van de Correctionele Rechtbank te Gent laten zich als volgt samenvatten. Een wapenbezitter vraagt een vergunning aan voor een CZ EVO 3 S1. Bij de vergunningsaanvraag wordt uitdrukkelijk vermeld dat het wapen een plooikolf had, maar dat de wapenhandelaar die zal vastzetten met een inbusschroef. De vergunning wordt verleend nadat de "verklaring op eer" wordt ondertekend waarmee de wapenbezitter bevestigt dat het wapen een plooikolf meer heeft, deze is immers vastgezet. Vervolgens wordt het wapen aangeboden ter controle bij de lokale politie. Daar stelt men inderdaad vast dat de kolf is vastgezet en wordt het wapen terug meegegeven. Een zestal maand later wordt de wapenbezitter geroepen om zich met het wapen aan te bieden zodat het in beslag kan worden genomen. Aanleiding is het nieuwe standpunt van de proefbank dat wordt overgenomen door de Federale Wapendienst.
Vervolgens beslist het parket om de wapenbezitter correctioneel te dagvaarden. Het openbaar ministerie is van mening dat het wapen een verboden wapen is omdat het voorzien is van een klapkolf die het mogelijk maakt het wapen in te korten tot 45cm zodat het een verboden wapen is. Volgens het parket is het mogelijk om de inbusschroef in enkele seconden uit te draaien zodat het wapen terug een klapkolf is. Vermits de kolf niet "duurzaam" is vastgezet, blijft dit een gevaarlijk wapen dat verboden is. Het parket vraagt hier toepassing van de strafwet, wat minstens de verbeurdverklaring van het wapen inhoudt.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en is van mening dat de kolf wel degelijk is vastgezet zodat het geen klapkolf meer is. Terecht oordeelt de rechtbank dat de wettekst duidelijk is. Artikel 3, §1, 19° heeft drie types wapens verboden die kunnen ingekort worden tot minder dan 60cm, namelijk:
- lang semiautomatisch vuurwapen, inkortbaar door middel van een opvouwbare kolf,
- lang semiautomatisch vuurwapen, inkortbaar door middel van een telescopische kolf,
- lang semiautomatisch vuurwapen, inkortbaar door middel van een kolf die kan worden verwijderd zonder gebruik van instrumenten.
In casu is er geen sprake van een opvouwbare kolf of van een telescopische kolf. De enige manier om het wapen in te korten, is het losschroeven van de kolf. Dat vereist het gebruik van instrumenten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de CZ EVO 3 S1 dus geen verboden wapen is en moet worden teruggegeven.
Er is geen hoger beroep of ander rechtsmiddel ingesteld tegen dit vonnis waardoor het finaal heeft en in kracht van gewijsde gegaan is.
Dit vonnis is van groot belang omdat het bij ons weten de eerste keer is dat uitspraak wordt gedaan over de nieuwe categorie van verboden inkortbare wapens. Het is ook van groot belang omdat veel wapenbezitters de voorbije jaren het slachtoffer werden van de verkeerde toepassing van de wapenwet op basis van een juridisch ongefundeerd standpunt van de proefbank.
Wapenbezitters wiens wapen in beslag genomen hebben en verklaard hebben dat ze van het wapen geen afstand wensen te doen, hebben er nu alle belang bij hun wapens terug te vragen. Dit kan eventueel via een procedure van strafrechtelijk kortgeding.
Het vonnis stelt een duidelijke toepassing van de wet voor wat geen ruimte laat voor allerhande bijkomende interpretaties. Het is immers zo dat iets slechts strafbaar is als er een duidelijke tekst is die dat ook zegt. De huidige tekst laat dus niet toe om wapens te gaan verbieden als ze eerder een opvouwbare of telescopische kolf hadden die is vastgezet zodat ze enkel nog kan worden verwijderd door instrumenten te gebruiken.