Cassatie 19 mei 2020 - beroep Raad van State - gevolgen vernietigingsarrest

Ingediend door NicoD op
Informatie
Rechtscollege
Hof van Cassatie
Datum
Samenvatting

Een vernietigingsarrest van de Raad van State heeft terugwerkende kracht. De vernietigde rechtshandeling wordt geacht niet te hebben bestaan in de rechtsorde. Daaruit vloeit voort dat, indien de Raad van State een beslissing van de minister van Justitie vernietigt waarbij (in het kader van het administratief beroep) een wapenvergunning wordt ingetrokken deze intrekking retro-actief uit de rechtsorde verdwijnt.

Dit heeft dan tot gevolg dat een wapenbezitter, die nagelaten heeft om gevolg te geven aan de intrekkingsbeslissing en dus zijn wapens niet binnen de opgelegde termijn heeft overgedragen, niet langer strafbaar is voor het bezit van de wapens gedurende de periode dat de vernietigde intrekkingsbeslissing nog geldig was. Immers, door de terugwerkende kracht van het vernietigingsarrest wordt de intrekkingsbeslissing geacht hebben nooit te bestaan waardoor de wapens voorhanden mochten worden gehouden.

Voor de tekst van het arrest, zie https://juportal.be/JUPORTAwork/ECLI:BE:CASS:2020:ARR.20200519.2N.5_NL.pdf

 

Commentaar

Dit is een bijzonder interessant arrest dat afwijkt van de standpunten die de Federale Wapendienst hierover inneemt.

Volgens deze dienst is het nog nodig dat, ook indien een intrekkingsbesluit wordt vernietigd, de overheid een nieuwe beslissing zou nemen omdat het arrest uitwerking zou kunnen krijgen. Dit wordt dus tegengesproken door het cassatie arrest waarin de gekende principes worden toegepast.

Na de vernietiging van het intrekkingsbesluit door de Raad van State kunnen de wapens dus opnieuw in bezit genomen worden. 

In eerdere rechtspraak van de Raad van State wordt nog geoordeeld dat, vanuit administratiefrechtelijk, het vernietigingsarrest tot gevolg heeft dat men zich moet plaatsen in de situatie vooraleer de vernietigde beslissing genomen wordt. Dit betekent dat, na het vernietigingsarrest, de indiener van een administratief beroep bij de minister zich in dezelfde situatie bevindt zoals toen hij zijn beroep had ingesteld. Bijgevolg dient de minister van Justitie opnieuw te oordelen over het ingediende administratief beroep waarbij de behandelingstermijnen opnieuw beginnen te lopen.