RvSt arrest nr. 252.332 van 7 december 2021

Ingediend door NicoD op
Informatie
Rechtscollege
Raad van State
Datum
Samenvatting

In dit arrest wordt verduidelijkt dat een brief van de gouverneur, waarin wordt aangekondigd dat wapenvergunningen zullen worden ingetrokken, wel degelijk een beslissing is die vatbaar is voor het in artikel 30 wapenwet bedoelde administratief beroep.

In dit arrest wordt verduidelijkt dat een brief van de gouverneur, waarin wordt aangekondigd dat wapenvergunningen zullen worden ingetrokken, wel degelijk een beslissing is die vatbaar is voor het in artikel 30 wapenwet bedoelde administratief beroep.

In casu werd in de brief het bevel gegeven om de wapens binnen een maand over te dragen, en werd in de brief ook vermeld dat een administratief beroep er tegen mogelijk was.

Raadsman van de wapenbezitter stelde tijdig, dus binnen de 15 dagen na ontvangst van de brief, het administratief beroep in bij de Federale Wapendienst.

Deze dienst verklaarde dat het beroep onontvankelijk is omdat het verzoekschrift niet vergezeld was van een kopie van de bestreden beslissing. Deze beslissing werd immers op een latere datum meegedeeld door de lokale politie. Verzoeker kon dan ook geen kopie toevoegen.

De Raad van State oordeelde dat tegen de brief, die duidelijk een intrekking van de wapens oplegt, daar de concrete juridische gevolgen van beschrijft en wijst op de in de wet voorziene beroepsmogelijkheid, wel degelijk een beslissing is waartegen het administratief beroep kan worden ingesteld.

Dit arrest is bijzonder relevant voor wapenbezitters in de provincie Limburg. De wapendienst aldaar heeft enkele bijzondere gewoontes wat betreft de intrekkingsprocedure van vergunningen. Zo neemt de dienst doorgaans afzonderlijke beslissingen om de wapenvergunningen in te trekken en om het recht om vergunningsplichtige wapens voorhanden te hebben. Het is dan van belang dat tegen beide beslissingen onmiddellijk administratief beroep wordt ingesteld. Als men vergeet om tegen 1 van de beslissingen op te treden, zal de overheid later in de procedure zeggen dat er gebrek is aan belang omdat de gevolgen van de beslissing waartegen geen beroep werd ingesteld onverkort blijven bestaan.

Ook de praktijk waarbij eerst een brief wordt verstuurd en dan de beslissing wordt betekend is een administratieve praktijk die omslachtig is en zeker niet bijdraagt naar transparantie ten aanzien van de burger. Immers, als men pas beroep indient na ontvangst van de eigenlijke beslissing, zal de Federale Wapendienst beslissen dat het beroep laattijdig is omdat de brief al eerder werd verstuurd (en dus de termijn verstreken is). Als dan blijkbaar men reeds beroep instelt bij ontvangst van de brief waarbij de intrekking wordt aangekondigd, oordeelt de Federale Wapendienst dat het beroep onontvankelijk is omdat er geen kopie van de bestreden beslissing bijgevoegd is. Door dergelijke onduidelijke administratieve procedures toe te passen, belemmert de gouverneur van Limburg wapenbezitters om het administratief beroep in te stellen tegen zijn beslissingen.

Het is dan ook geen verrassing dat deze beslissing van de Federale Wapendienst wordt vernietigd.

Wapenbezitters uit Limburg moeten dus in elk geval onthouden om tegen elke brief of beslissing die ze van de gouverneur krijgen onmiddellijk beroep in te stellen zodat achteraf geen discussie meer mogelijk is over het al dan niet ontvankelijk zijn van het beroep. Dit veroorzaakt extra rompslomp voor de wapenbezitter en verhoogt nodeloos de werkdruk bij de Federale Wapendienst bij het behandelen van de beroepen. Dat is te betreuren maar een louter gevolg van de manier waarop de gouverneur te Limburg zijn administratieve processen voor intrekking van wapenbezit organiseert.

De tekst van het arrest is te raadplegen op:

http://www.raadvanstate.be/arr.php?nr=252332&l=nl